Tip: Video niet in uw taal? Selecteer Ondertiteling .
Probeer het zelf
Voeg lagen aan uw Visio-tekening toe om objecten te beheren en het overzicht te behouden.
Zien aan welke lagen een shape is toegewezen
-
Selecteer een shape.
-
Selecteer Start > Lagen > Toewijzen aan laag.
De toegewezen lagen worden in de lijst geselecteerd.
Een laag weergeven of verbergen
-
Selecteer Start > Lagen > Laageigenschappen.
-
Ga op een van de volgende manieren te werk.
-
Als u een laag wilt weergeven, schakelt u het selectievakje Zichtbaar in.
-
Als u een laag wilt verbergen, schakelt u het selectievakje Zichtbaar uit.
Opmerking: Shapes zijn zichtbaar als een van de lagen waaraan de shape is toegewezen, zichtbaar is.
-
Shapes toewijzen aan lagen
In sommige sjablonen worden bepaalde shapes automatisch toegewezen aan vooraf gedefinieerde lagen.
-
Selecteer een shape.
-
Selecteer Start > Lagen > Toewijzen aan laag.
-
Selecteer de lagen waaraan u de shape wilt toewijzen en selecteer OK.
Tip: Shapes kunnen aan meerdere lagen worden toegewezen. Breng de lagen onder in zowel algemene als specifieke lagen, afhankelijk van uw behoefte.
Een laag actief maken
Shapes kunnen aan meerdere lagen worden toegewezen. Breng de lagen onder in zowel algemene als specifieke lagen, afhankelijk van uw behoefte.
-
Selecteer Start > Lagen > Laageigenschappen.
-
Schakel het selectievakje Actief in voor de laag die u actief wilt maken.
Een laag maken
-
Selecteer Start > Lagen > Laageigenschappen.
-
Selecteer Nieuw.
-
Typ een naam voor de laag en selecteer OK.
Een laag verwijderen
-
Als shapes aan de laag zijn toegewezen, wijst u ze aan een andere laag toe.
-
Selecteer Start > Lagen > Laageigenschappen.
-
Selecteer de laag en vervolgens Verwijderen.
-
Selecteer Ja.
Wilt u meer weten?
De functie 'lagen' is beschikbaar in Visio-abonnement 1 en Visio Abonnement 2. Deze is niet beschikbaar in Visio in Microsoft 365.
Een laag toevoegen
-
Selecteer lagen op het tabblad Start aan de rechterkant.
-
Selecteer in het deelvenster Lagen de optie Nieuwe laag toevoegen.
-
Typ een naam voor de laag en druk op Enter
-
Schakel in de rij die overeenkomt met de nieuwe laag de selectievakjes in elke kolom in voor eigenschappen die de laag moet hebben, als deze nog niet zijn ingeschakeld.
Een shape toewijzen aan een laag
-
Selecteer een of meer vormen.
-
Klik met de rechtermuisknop op de selectie en selecteer vervolgens Toewijzen aan laag.
-
Selecteer de naam van de laag waaraan u de shape wilt toewijzen.
Een laag weergeven of verbergen
-
Selecteer lagen op het tabblad Start.
-
Wijs in het deelvenster Lagen de laag aan die u wilt weergeven of verbergen en selecteer vervolgens het symbool in de kolom Zichtbaarheid in-/uitschakelen om deze instelling te wijzigen tussen Weergeven en Verbergen.
De naam van een laag wijzigen
-
Selecteer lagen op het tabblad Start.
-
Wijs in het deelvenster Lagen de laag aan die u wilt wijzigen en selecteer vervolgens Meer opties > Naam wijzigen.
-
Dubbelklik op de huidige naam om deze te selecteren en typ de gewenste nieuwe naam. Druk op Enter om de naam op te slaan.
Opmerking: De naam van de laag is gewijzigd op de huidige pagina. De shapes op de laag worden niet verwijderd of gewijzigd.
Een laag verwijderen
-
Selecteer lagen op het tabblad Start.
-
Wijs in het deelvenster Lagen de laag aan die u wilt verwijderen en selecteer vervolgens Meer opties > Verwijderen.
-
Selecteer in het dialoogvenster Laag verwijderen of u de shapes die aan deze laag zijn toegewezen, wilt verwijderen of behouden. Selecteer vervolgens Verwijderen.
Een laag vergrendelen of ontgrendelen
-
Selecteer lagen op het tabblad Start.
-
Wijs in het deelvenster Lagen de laag aan die u wilt vergrendelen of ontgrendelen en selecteer of om de instelling Vergrendelen in of uit te schakelen.