Standaard is een celverwijzing een relatieve verwijzing, wat betekent dat de verwijzing relatief is ten opzichte van de locatie van de cel. Als u bijvoorbeeld verwijst naar cel A2 uit cel C2, verwijst u eigenlijk naar een cel met twee kolommen naar links (C min A) in dezelfde rij (2). Wanneer u een formule kopieert die een relatieve celverwijzing bevat, wordt die verwijzing in de formule gewijzigd.
Als u bijvoorbeeld de formule =B4*C4 kopieert van cel D4 naar D5, wordt de formule in D5 met één kolom naar rechts aangepast en verandert deze in =B5*C5. Als u de oorspronkelijke celverwijzing in dit voorbeeld wilt behouden wanneer u deze kopieert, maakt u de celverwijzing absoluut door de kolommen (B en C) en rij (2) te voorafgaan met een dollarteken ($). Wanneer u vervolgens de formule =$B$4*$C$4 van D4 naar D5 kopieert, blijft de formule exact hetzelfde.
Minder vaak wilt u absolute en relatieve celverwijzingen combineren door de kolom of de rijwaarde te laten voorafgaan door een dollarteken, waarmee de kolom of de rij wordt opgelost (bijvoorbeeld $B 4 of C$4).
Ga als volgt te werk als u het type celverwijzing wilt wijzigen:
-
Selecteer de cel met de formule.
-
Selecteer op de formulebalk de verwijzing die u wilt wijzigen.
-
Druk op F4 om tussen de verwijzingstypen te schakelen.
De onderstaande tabel geeft een overzicht van hoe een verwijzingstype wordt bijgewerkt als een formule met de verwijzing twee cellen naar beneden en twee cellen naar rechts wordt gekopieerd.
Voor de gekopieerde formule: |
Als de verwijzing als volgt luidt: |
Wordt deze gewijzigd in: |
|
$A$1 (absolute kolom en absolute rij) |
$A$1 (de verwijzing is absoluut) |
A$1 (relatieve kolom en absolute rij) |
C$1 (de verwijzing is gecombineerd) |
|
$A1 (absolute kolom en relatieve rij) |
$A3 (de verwijzing is gecombineerd) |
|
A1 (relatieve kolom en relatieve rij) |
C3 (de verwijzing is relatief) |